Op 28 juli 2025 heeft de FOD Financiën Circulaire 2025/C/49 gepubliceerd, waarin een nieuwe fiscale regel wordt verduidelijkt die werd ingevoerd door de programmawet van 18 juli 2025: bij een eerste overtreding in de belastingaangifte, die te goeder trouw werd begaan, zal geen belastingverhoging worden toegepast en geldt een wettelijk vermoeden van goede trouw. Er werd uitgekeken naar verduidelijking over hoe de fiscale administratie deze regel zou toepassen.
Het vermoeden van goede trouw geldt, voor aanslagen ingekohierd vanaf 29 juli 2025, bij elke eerste vastgestelde overtreding in een belastingaangifte, ongeacht of het een natuurlijk persoon of een rechtspersoon betreft, zolang geen intentie tot belastingontduiking wordt vastgesteld. Het vermoeden is ook van toepassing bij onjuiste aangiften die aanleiding geven tot vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing. Het vermoeden geldt niet bij de aanslag van ambtswege.
Wanneer bij eenzelfde controle over verschillende jaren meerdere gelijkaardige fiscale overtredingen van gelijke ernst worden vastgesteld, worden deze beschouwd als één enkele overtreding. Het vermoeden van goede trouw kan dan uitgebreid worden tot alle vastgestelde overtredingen.
De administratie kan echter het vermoeden weerleggen door het bewijs van kwade trouw van de belastingplichtige te leveren. Bij afwezigheid van dergelijk bewijs wordt de overtreding verondersteld te goeder trouw te zijn begaan, tenzij uit het dossier duidelijk blijkt dat dit niet het geval is. Belangrijk om te onthouden is dat de begrippen ‘kwade trouw’ en ‘intentie tot het ontduiken van belastingen’ moeten onderscheiden worden. Een persoon kan te kwader trouw handelen, zonder dat er sprake is van een intentie tot het ontduiken van belastingen.
Bepaalde situaties sluiten het vermoeden van goede trouw automatisch uit, waaronder: manifest valse aangiften, bewust gebruik van onjuiste documenten, opzettelijke verzwijging van inkomsten of misbruik bij aftrek van beroepskosten.
Let op: deze tolerantie geldt enkel bij de eerste inbreuk. Er wordt dan weliswaar geen belastingverhoging toegepast, maar de overtreding wordt wel geregistreerd door de administratie. Bij herhaling binnen de vier aanslagjaren, kan een verhoging van minstens 20% worden toegepast, zelfs indien de overtreding opnieuw te goeder trouw werd begaan.
Deze tolerantie berust voortaan op een duidelijk wettelijk vermoeden, en niet langer op een administratieve praktijk. Deze hervorming versterkt de rechtszekerheid voor belastingplichtigen die te goeder trouw handelen, en introduceert een welgekomen soepelheid in een vaak complexe materie.
Aandachtspunt
Tot voor kort kon de fiscale administratie een belastingverhoging opleggen aan de belastingplichtige, zelfs bij een eerste overtreding die te goeder trouw werd begaan.
Vanaf 29 juli 2025 zal in geval van een eerste overtreding geen belastingverhoging worden toegepast op een groot deel van de aanslagen, dankzij het vermoeden van de goede trouw.